Poëziewedstrijd Moederland 2008

Bekroonde gedichten en het juryverslag

Eerste prijs: Erik Wauters uit Mechelen:

De schoot van mijn taal

Dat het vers gans mijn akker,
mijn woord een ploegmes dat zich
erin vastrijdt, mijn hand mondjesmaat
de voren verwijdend zo het licht
brengt aan het licht -

Dat mijn akker een moeder
het gedicht me de tijd leert,
het seizoen van mijn huid
en de botten die blijven
en de uittocht die duurt

het de grens van mijn reis toont
als de sloot om het bouwland
en het huis van de blinden
het water voorbij.

Dat de stilte nadien -

 

Tweede prijs: Karel Wasch uit Amsterdam:


Ontvoerd

Het zwijgzaam licht heeft moeder toch ontvoerd, ze lacht
in mijn gedachten verder door onherbergzaam landschap
van herinnering. Een ding is zij geworden - klank zonder
klepel - gezekerd in een onderaards bestaan. Het zal
mij slecht vergaan als ik de wisser door de tijd, het mes
door perkament laat glijden, want echt vermijden kan
ik haar nog niet. Wat moet ze nog van mij?
Grafiet blies ik van bladen, uit een oud cahier,
we baadden in een zee van tijd, zorgeloos,
maar nu getekend door een heimelijk tekort,
een afscheidshand. Ik spoel de banden
terug in ochtenden vol nieuwe levens
maar het verstand belet mijn gaan,
verlamd en kreupel baan ik mij een uitweg.
Ik weet, mijn koningin is nu niet meer, het ijl
paleis ligt er verlaten bij, haar hand in rood fluweel reikt
- volgens beproefd recept - naar niets minder dan
de hemel, de klare wijn is weggevloeid aldaar, ik weet
niet goed als ik ooit aankom of ze mij nog groet
of wegwuift met vermoeid misbaar.

 

Derde prijs: Anne Van Meerbeeck uit Herent

Vandaan

mijn voet paste, toen nog
in een tegel op de stoep
een hinkelspel, een pad naar onontgonnen
dagen met sprongen binnen kaders van krijt

na tien tellen, toen nog
adem over, op één been
't was kinderspel, de mensen waren groter
en hun schaduw liep simpelweg met de zon

op een keerpunt, voortaan
't houten blokje in een hoek
beland in het vreemde land van haast en spoed
de uren vullen zich met kleine dingen

het heet heimwee, voort-aan
deomen tellen, op zoek naar
wat je voortschopt, hoe je 't evenwicht bewaart
en telkens terugkeert, geen ontkomen aan.

 

Juryverslag

“Moederland”: Mengmettaal- Hannah Poëzieprijs 11 mei 2008

 Het thema van de poëzieprijs van Galerij Hannah en het schrijverscollectief Mengmettaal was dit jaar “Moederland”. Op deze Pinkster-moederdag zitten we dus volop in de actualiteit.

 We ontvingen 56 inzendingen uit zowel Nederland als Vlaanderen.

 De jury bestond uit de dichters Guido Cloet, Diana Freys, Mark Naessens, dichter en kunstenaar Luc Vandeborght en Reine Wellens.  Secretaris was  Mengmettaal-coördinator Lieve Devijver.

 De jurering verliep zonder veel dissonanten en we kwamen tamelijk snel tot een besluit waarbij 3 gedichten bovendreven. Dit is het resultaat:

 

De derde prijs werd het gedicht Vandaan, van Anne Van Meerbeeck uit - zeer toevallig -  Herent, want de juryleden kregen de gedichten volledig anoniem ter hand gesteld.

Anne van Meerbeeck roept het beeld van de kindertijd op door het motief van het hinkelpark, geliefkoosd speelplaatsspel van kleine meisjes. Het verloren paradijs van de kindertijd is haar “moederland”. De dromen zijn verbeeld in het houten blokje: je bent op zoek naar wat je voortschopt. Het hinkelpark was een pad naar onontgonnen dagen”, en eindigde, zoals we ons herinneren, in “een hemel”. Daar aangekomen, had je als kind  nog adem over. Nu niet meer, want in plaats van in een hemel, is de volwassen dichteres terecht gekomen in een rat race, een routinematig bestaan van telkens mechanisch hetzelfde overdoen.

Het staccato ritme van het hinkelspel zit in het gedicht. De jury vond het een hoogst originele invulling van het thema, volgehouden tot het einde.

 

De tweede prijs gaat naar het gedicht Ontvoerd van Karel Wasch uit Amsterdam. Een stemmingsvol poëtisch prozagedicht dat bij momenten baadt in een sprookjessfeer. De moeder van de dichter is  ontvoerd door het zwijgzame licht. Zijn “moederland” is het landschap der herinnering waar ze zich nu bevindt. Maar dat landschap is onherbergzaam. Dat slaat op de onrust die de zoon uitspreekt over het voortbestaan van zijn overleden moeder: is ze een ding geworden, klank zonder klepel, gezekerd in een onderaards bestaan, of reikt haar hand, volgens beproefd recept, naar niets minder dan de hemel? Daar is de dichter nog niet uit: de klare wijn is weggevloeid.

Maar er is ook onrust over de herinnering zelf: ook de dubbelheid van een niet onverdeeld wolkenloze moeder-zoon relatie maakt het landschap van de herinnering onherbergzaam. En toch kan hij die herinnering niet ongestraft verdringen: het zal /mij slecht vergaan als ik de wisser door de tijd, het mes/ door perkament laat glijden, want echt vermijden kan/ ik haar nog niet. Wat moet ze nog van mij? In het nieuwe leven zonder haar spoelt hij de banden van de herinnering terug, maar voelt zich verlamd. Hij vraagt zich af:

 ik weet/ niet goed als ik ooit aankom of ze mij nog groet / of wegwuift met vermoeid misbaar”.

Voelen we ons niet allemaal ergens schuldig omdat we onze moeder altijd maar een fractie van haar liefde teruggegeven hebben?

Het gedicht is compact, zonder strofen, met veel enjambementen. Het heeft een sterk binair ritme. Assonanties en klankrijke binnenakkoorden geven het een muzikale stuwing.

 

Onder de misleidend vrouwelijke schuilnaam Gerda Uyttendoven stuurde Erik Wauters uit Mechelen het gedicht “De schoot van mijn taal” in. Het werd bekroond met de eerste prijs.

 

Het “moederland” van de dichter is hier de poëzie. Het is een akker voor een arbeid van ontginning, waarin de hand de rol heeft om met het ploegmes van het woord betekenis te bewerken: het licht te brengen aan het licht door de voren wijder te maken.

Het gedicht, de taal, is als een moeder die wijsheid leert: de tijd van de seizoenen maar ook de aanwezigheid van de dood: de botten die blijven/ en de uittocht die duurt.

In het besef van deze aflopende arbeid van zinstichten, toont het vers de grens van mijn reis /als de sloot om het bouwland / en het huis van de blinden / het water voorbij. De grote stilte nadien moet noodgedwongen ons aller latere moederland worden. Het is het laatste vers, nadrukkelijk apart gezet, anders dan in de vorige strofen die vijfregelig zijn.

 “De schoot van mijn taal” is een uitgebalanceerd gedicht, een heldere synthetische doorlichting van wat de dichter beleeft in zijn dichterlijke arbeid – en een ontroerende verdichting van wat ons universeel menselijk lot is.

 

 

Wij danken alle inzenders, alle aanwezigen en iedereen die bijgedragen heeft aan de organisatie van deze Poëzieprijs, vooral ook Mevr. Leni Creuwels, bezieler van de galerij Hannah,  de juryleden en coördinator van Mengmettaal,  Lieve Devijver.

                                                                                          Reine Wellens